Of gewoon niet

Of gewoon niet won de derde prijs bij Write Now! Amsterdam 2014.

Ik heb altijd al een rijke fantasie gehad en droomde over de meest onmogelijke dingen. Ik droomde over jou.

‘Daar maak je iemand vast heel blij mee,’ lachte de man vanachter de zojuist gekochte zonnebloemen naast mij. Hij knikte naar de Amsterdamse bloemist, die al fluitend de stelen van een van de twintig bijzonder lange rozen bijwerkte. Ik had mij laten vertellen dat ze speciaal geïmporteerd waren, waardoor ze ook een speciale behandeling nodig hadden. Alleen de speciale prijs werd verzwegen. Verlegen glimlachte ik naar de zonnebloemen. De Amsterdamse bloemist draaide zich naar ons om: ‘Precies’, zei hij en keek naar mij. Onwetend vervolgde hij: ‘En mochten de speciale rozen dat niet doen, dan wordt het meisje vast heel blij van deze jongen hier.’

Met die gedachte gaf ik een uur later de daklozenkrantverkoopster bij het station een bos bijzonder lange rozen. Kort daarna belde ik met lege handen aan.

In Spanje worden jongens door hun vader meegenomen naar de hoeren. Daar, in het bordeel, worden ze ontmaagd, en man. Mijn buurjongen kreeg, tijdens de buurtbarbecue, van zijn vader een biertje en de woorden ‘als jij dit opdrinkt, ben je een echte man’. In de film die ik vannacht keek, hielp een vader zijn zoon met scheren. Hij zei tegen zijn zoon dat alle vaders dat doen en dat de donshaartjes, die samen met het stromende water de gootsteen in verdwenen, het kind met zich meenamen. Mijn beste vriend kreeg, bij de ontmoeting van het eerste vriendinnetje met de vader, condooms in zijn handen gedrukt. De condooms vervulden dezelfde functie als het bier en de donshaartjes.

Hij was nieuwsgierig en wilde daarom alles over mij weten. Als we in bed lagen stelde hij vragen. Met andere jongens neukte ik, met hem beantwoordde ik vragen. We deelden meer dan alleen lakens. Ik wisselde zijn vragen soms af door ook een vraag te stellen, maar verder dan lievelingskleuren en hobby’s durfde ik niet te gaan.

Ik stelde ook geen vragen om antwoord te krijgen. Ik stel dan namelijk altijd vragen waarop ik het antwoord eigenlijk niet wil weten. Daarom bleef ik op het veilige gebied van mooie jeugdherinneringen of het meest lekkere eten. Tot hij, na zijn vraag over mijn angsten, tegen mij zei: ‘Je maakt me nieuwsgierig.’ Hij vertelde mij dat hij ieder plekje van mijn lichaam wilde kussen en net zolang met mij in bed wilde liggen tot de laatste vraag gesteld was. Hij sprak niet over het daarna. Dus vroeg ik hem: ‘Hoelang blijf jij nog nieuwsgierig naar mij?’ In tegenstelling tot bij de vraag over wat hij het liefste at, gaf hij geen antwoord.

Mijn vader nam mij niet mee naar de hoeren. Het rode pluche van de muren en het plastieken dekbedovertrek ken ik alleen van de films. Nooit heb ik een bordeel van binnen gezien. Mijn vader vertelde niet hoe een scheermesje werkt op mijn wangen en dat de adamsappel het grootste obstakel is voor de man. Bloed en tranen heeft het mij gekost om mijn eigen techniek te vinden. Mijn eerste biertje kocht ik stiekem als veertienjarige, met zakgeld gekregen van mijn vader. Dat dan weer wel. Condooms zijn mij nooit gegeven, waaraan ik het uitblijven van mijn ontmaagding verweet.

Ik gaf mijn verliefd zijn niet toe, al schreef ik ieder gedicht over hem. In collegeblokken, verstopt tussen de aantekeningen, op elke pagina minstens vier zinnen. Op boodschappenlijstjes, onder het rijtje ‘eieren – brood – melk – lekkers’. Op treinkaartjes, naar hem toe en van hem af. Zorgvuldig zodat de stations nog net te lezen waren voor de conducteur. In alle boeken die ik las, omdat het onderwerp van mijn gedichten mijn aandacht eerder trok dan het onderwerp van de boeken. Op servetten in restaurants, die ik vaak toch niet gebruikte voor de vetresten in mijn mondhoeken. Liefde stilt de honger.

Ondanks de hoeveelheid gedichten heeft hij er hoogstens drie gelezen. Ik liet de gedichten aan niemand lezen, waar zijn verschijning de oorzaak van was. Hij is de angst van elke schrijver. Wanneer ‘houden van’ je liefde niet meer omvat, verlangen een te klein gegeven is voor de begeerte die je voelt en er in het hele woordenboek niet genoeg superlatieven zijn gegeven om hem te verwoorden, is het onmogelijk te schrijven over dat wat je bedoelt. Maakt mij dat een slecht schrijver of hem onbeschrijflijk bijzonder?

De eerste zinnen van een gedicht die ik hem liet lezen schreef ik op de achterkant van een supermarktbonnetje.

´Heerlijk deze wijn. Moët?’

‘Aldi.’

Na drie glazen wijn proefde hij het verschil niet meer. ‘Laat eens wat lezen.’

Ik gaf hem het bonnetje en hij las:

Ik heb een hekel aan de zon, mijn moeder, de wekker, het licht, de haan, mijn biologische klok

door het ontwaken,

door het wakker worden,

uit het mooiere leven,

uit mijn dromen, beter gecast dan Titanic

– want jij in de hoofdrol.

‘Mooi.’

Geen prostitutiebezoekjes, geen eerste biertjes of condooms en ook geen scheertechniek van vader op zoon. Mijn vader deed dat allemaal niet. Hij keek hoe ik mij ’s ochtends stond te scheren, de door mijzelf aangeleerde techniek. Hij keek toen ik mijn eerste vriendje mee naar huis nam, maar zei of gaf niets. Ik voelde de ogen van mijn vader in mijn rug prikken toen ik zelf mijn biertje uit de koelkast pakte en dat leegdronk. Hij was erbij toen ik mijn zwemdiploma kreeg en bij het in ontvangst nemen van mijn middelbareschooldiploma zat hij in de zaal en keek. Mijn vader keek toe terwijl ik mijn keuzes maakte en beslissingen nam. Hij aanschouwde de fouten die ik maakte en zag ook hoe ik daar zelf mijn oplossingen voor verzon.

Ik bewandelde mijn eigen pad, gevolgd door mijn stilzwijgende vader. Hij zei niets, mijn vader keek alleen.

‘Zwanen zijn altijd met z´n tweeën.’

De mooiste jongen wijst in de richting van de vijver waarin twee zwanen kalm op het water drijven. ‘Zodra één van hen doodgaat of gewoon weggaat,’ zegt hij met zachte stem, ‘blijft de ander verdrietig en voor altijd alleen.’

Ik staar naar de twee zwanen en wens dat ze tegelijk doodgaan. Of gewoon niet.

Naast de vijver delen we een parkbankje en drinken samen uit één pak wijn. Niet uit praktische overwegingen, in mijn tas zit namelijk nog een pak dat straks zal worden opengemaakt. We delen het pak omdat ik dat wil. Thuis drinken we ook maar uit één glas. Ik zeg dat dat beter is voor de hoeveelheid afwas, die zich langzaam opstapelt wanneer de lakens weer eens aantrekkelijker zijn. Bij onze ontbijtjes liggen de broodjes op één bord. Ons bord. En bij het opdienen van soep is er maar één lepel die we kunnen gebruiken. Al komt dat omdat ik de rest van het bestek had verstopt. In de bioscoopzaal, met een keuze uit tweehonderd identieke stoelen, kiezen we altijd maar één stoel, in plaats van twee. Daarop zitten we, hij bij mij op schoot. In de pauze van de film delen we een sigaret, aangestoken met onze aansteker en bij het naar huis gaan delen we de paraplu. De waterstralen tijdens het douchen, de handdoek na het douchen. Het boek waaruit ik voorlees voordat we gaan slapen. Ons bed waarop we slapen, de lakens en het kussen daarvan. Zodra we alle kleine dingen delen, zullen de grote dingen vanzelf komen.

Hij wilde er niet over praten en daarom drukte ik de borstels waarmee we onze tanden poetsen, in elkaar en legde ze weer terug op de wastafel.

Terwijl ik mijn zelfgekozen pad bewandel, voel ik mij veilig. Wanneer ik mijn ogen sluit zal ik mijn vader zien, dat weet ik. Zwijgend, met zijn blik op mij gericht. Zijn ogen vervuld van trots zoals alleen een vader dat kan zijn. Zijn ogen hebben mij nooit losgelaten. Ze hielden mij in de gaten bij alles wat ik deed. Onder zijn toeziend oog groeide ik op. Mijn vader keek alleen en ik werd volwassen.

Mijn vader heeft een man van mij gemaakt.

Vroeger wilde ik hetero zijn, vertel ik de mooiste jongen na de laatste vraag die over mijn jongensdromen ging. Zoals mijn buurjongetje eens in politie-uniform over straat zou rondlopen, zo was ik vastbesloten om later hetero te worden. Dat ik de lat hoog had gelegd, kwam niet bij mij op. Mijn moeder had gezegd dat ik alles kon bereiken, zolang ik het maar wilde. Stiekem wilde zij het zelf ook. De meester had ook gezegd dat ik later alles kon worden, maar stelde dan als voorwaarde dat ik mijn rekensommen moest maken.

Hij moet lachen. ‘Om hetero te zijn moet je aan twee voorwaarden voldoen. Je moet mannelijk zijn en je moet van borsten houden. Je mist alle twee: mannelijkheid is je antoniem en de enige borsten die je aangeraakt hebt zijn die van je moeder. Als hetero had je heel iemand anders moeten zijn.’

‘Precies,’ antwoord ik. ‘Precies daarom.’

Eigenlijk wil ik het nog steeds, maar dat zeg ik niet.

‘Eenzaam wezen,’ zegt hij met spottende stem. Niet lang daarna hoor ik zijn voetstappen zich van mij verwijderen. Gevolgd door de klap van de deur.

Terwijl ik naar de dichtgeslagen deur kijk moet ik denken aan de zwanen in de vijver. Of de vijver de komende jaren maar één zwaan zal hebben of dat ze nog naast elkaar drijven. Ik pak mijn telefoon en toets het nummer van mijn vader in. ‘Ik ben verdrietig,’ zeg ik, zonder mijn naam te noemen. Het blijft stil. Dat vaders soms niet weten wat ze moeten zeggen, is mijn manier om zijn stiltes te rechtvaardigen.

‘Verdomme, papa. Soms moet je wel iets zeggen.’

  • Fictie
  • Non-fictie